De Aalscholver (Phalacrocorax carbo), komt langs vrijwel alle kusten en rivieren van Europa voor. Het is een beschermde vogelsoort krachtens de Europese Vogelrichtlijn, de Bern-conventie, het AEWA-verdrag en de Nederlandse Flora- en faunawet.
De Aalscholver die ook wel scholver, scholverd of schollevaar wordt genoemd, is een 80 tot 100 centimeter grote vogel, met een spanwijde van 130 tot 160 centimeter en een gewicht van 2 tot 2,5 kilo.
Op verschillende plaatsen langs de kust en in het binnenland zijn kolonies te vinden in boomtoppen langs meren, reservoirs en afgravingen. Door de witte uitwerpselen van de aalscholvers sterft de vegetatie in de broedgebieden na verloop van tijd af, evenals de bomen waarin de nesten worden gemaakt. In de kolonie hangt een sterke vis en guanolucht.
Het legsel van de aalscholver bestaat uit 3 of 4 eieren. Ze worden 30 tot 31 dagen bebroed, na circa 50 dagen vliegen de jongen uit. Het volwassen verenkleed krijgen ze als ze twee jaar of ouder zijn, pas dan gaan ze voor het eerst op zoek naar een partner.
Zijn voedsel bestaat uit verschillende soorten vis, zowel in zoet als in zoet water. In meren en rivieren geven ze de voorkeur aan paling, maar ze zullen eigenlijk alles vangen wat beschikbaar en groot genoeg is.
De aalscholver wordt door beroepsvissers wel beschouwd als een van de oorzaken van de achteruitgang van de palingstand, maar ieder wetenschappelijk bewijs daarvoor ontbreekt. Hoe dan ook, de 'waterraaf' is verre van populair bij vissers.
De Aalscholver zit vaak met uitgespreide vleugels, over de reden hiervan zijn de ornithologen het niet eens. De één zegt dat de Aalscholver, in tegenstelling tot andere zwemmende en duikende vogels, geen beschermende en waterafstotende vetlaag op de veren heeft en dus na iedere zwemtocht moet drogen om weer te kunnen vliegen.
De ander zegt dat deze houding te maken heeft met het verteren van het voedsel.
Als Aalscholvers vliegen vormen ze een V-formatie. In heel koude winters zien we aan de Middellandse zee veel Aalscholvers uit Noordwest Europa, met name uit Nederland, België en Denemarken.
In Afrika en Azië worden afgerichte aalscholvers gebruikt om voor de mens vis te vangen. Een ring rond de hals voorkomt dat ze de prooi zelf inslikken.