maandag 25 november 2013

Europese moerasschildpad (Emys orbicularis)


Het is al bijna een eeuw geleden dat de Europese moerasschildpad nog voorkwam in Nederland, de laatste werden in een gebied rond Geleen aangetroffen. Ook in Vlaanderen zijn geen waarnemingen uit het nabije verleden of recente waarnemingen bekend. Heel zelden wordt er een Europese moerasschildpad gespot in Nederland, maar deze exemplaren zijn waarschijnlijk door de Maas meegevoerd uit noordelijk Frankrijk. De Europese moerasschildpad is een omnivoor die zowel dierlijk als plantaardig materiaal eet. De paartijd is in de lente, de eitjes worden afgezet in zelfgegraven holen langs de oever. De schildpad heeft verschillende vijanden en parasieten, maar gaat vooral in aantal en verspreidingsgebied achteruit door toedoen van de mens, zoals het droogleggen van moerassen. De schildpad telt zestien ondersoorten en is in het verleden onder verschillende wetenschappelijk namen beschreven. De ondersoorten verschillen vaak in leefgebied maar zijn moeilijk te onderscheiden.


De schildpad is een typische moerasschildpad die zowel in het water als op het land uit de voeten kan. De Europese moerasschildpad zont het grootste deel van de dag om als hij is opgewarmd te gaan jagen, wat meestal in het water gebeurt. Het dier leeft in kleine groepjes en is zeer schrikachtig; bij verstoring duikt de hele groep onder en verschuilt zich urenlang alvorens weer tevoorschijn te komen. Onder biologen die de schildpad onderzoeken staat het dier bekend als een erg schuwe soort die zich ondanks lang wachten vaak niet meer laat zien. Tegenwoordig worden sommige exemplaren van een zender voorzien waardoor het dier beter is te volgen en er  meer informatie over zijn leefwijze en gewoonten kan worden verkregen.

De Europese moerasschildpad is een palearctische soort die voorkomt in zuidelijk en oostelijk Europa tot in noordelijk Afrika en oostelijk tot delen van Azië. Het dier komt vanwege zijn grote verspreidingsgebied zowel voor in heel warme als meer gematigde streken. De levenswijze is hierop aangepast waardoor de verschillende populaties andere overlevingsstrategieën kennen. Populaties die rond het Middellandse Zeegebied voorkomen worden in de hete zomermaanden geconfronteerd met het uitdrogen van waterbronnen en een verminderd aanbod van voedsel. Ze houden hiertoe een zomerslaap, dit is een inactieve periode waarbij de schildpad zich ingraaft en niet op zoek gaat naar voedsel. Populaties in meer gematigde streken hebben minder last van de hitte maar moeten gedurende de winter schuilen tegen vorst. Als delen van het dier bevriezen zal het de winter namelijk niet overleven. Daarom houden de exemplaren een winterslaap, waarbij ze zich ingraven in de modder op de bodem van het water. De schildpad kan hierbij tot 15 centimeter diep in de modder worden aangetroffen en kan zo bevriezing van de toplaag overleven. 


De schildkleur is donkerbruin tot zwart maar kan ook lichter zijn tot olijfbruin. De schildplaten zijn voorzien van gele vlekjes of streepjes die vaak een straalsgewijs patroon hebben. De platen aan de bovenzijde van de rug hebben verschillende namen, afhankelijk van de positie. De grote platen op het midden van de bovenzijde van de rug heten de wervelschilden, dit zijn er altijd vijf. De platen aan de zijkanten, tussen de bovenste rij en de rij aan de schildrand worden de ribschilden genoemd. De buitenzijde van het schild is voorzien van een ring vele kleinere platen die de randschilden worden genoemd. Aan iedere zijde zijn altijd twaalf randschilden aanwezig. Aan de voorzijde zit in het midden, boven de kop, een enkele kleine plaat die het nekschild wordt genoemd. De hoornplaten op de rug kunnen in sommige populaties abnormaliteiten vertonen, zoals extra schilden die vaak asymmetrisch zijn in populaties rond de rivier Louro in Galicië. De reden van dergelijke afwijkingen is niet precies bekend, maar hieraan ligt waarschijnlijk een ongunstige embryonale omgeving, inteelt of watervervuiling ten grondslag. De buikplaten zijn geheel zwart tot bruin met donkere randen, soms zijn de platen lichter tot geel met zwarte markeringen.

De huid van kop en poten is donker van kleur, meestal geelbruin of donkerder tot zwart. Aan de bovenzijde van de nek zijn geen schubben aanwezig. De poten, zijkanten van de kop en de keel dragen wel schubben die echter nooit groot zijn. De huid heeft vooral aan weerszijden van de kop gele vlekjes die kenmerkend zijn voor de soort. De kleur van het oog varieert per ondersoort en kan uiteenlopen van rood tot bruingeel of geel tot wit, de ogen van vrouwtjes hebben minder variatie en zijn geelbruin tot wit.

De poten zijn afgeplat en voorzien van zwemvliezen wat een aanpassing is op het water. De tenen dragen nagels die dienen om voedsel af te scheuren, bij mannetjes zijn de nagels duidelijk langer en sterk gekromd, dit dient als seksueel kenmerk en speelt een functionele rol bij het beklimmen van een vrouwtje tijdens de paring.


Als de schildpadden in de lente hun winterkwartier hebben verlaten zoeken ze het water op en gaan op zoek naar een partner. De voortplantingstijd loopt van maart in de zuidelijkere delen van het verspreidingsgebied tot in juni of later in de noordelijke delen. Het zijn vooral de mannetjes die naar een vrouwtje zoeken. De Europese moerasschildpad is een van de soorten waarbij het mannetje geluiden maakt om vrouwtjes te lokken, welke klinken als korte piepjes. Zodra ze een geschikte partner gevonden hebben wordt het vrouwtje achtervolgd en vaak in haar poten gebeten om haar te immobiliseren. Hoewel dit gedrag normaal is bij moerasschildpadden, is van mannetjes van de Europese moerasschildpad beschreven dat ze erg agressief kunnen zijn. Bij exemplaren die in gevangenschap worden gehouden worden de mannetjes vaak na de paring gescheiden van de vrouwtjes omdat deze laatsten gestrest kunnen raken door de opdringerige mannetjes. Bij de paring klimt het mannetje op haar schild en vindt de copulatie plaats. De paring vindt altijd plaats in het water.

De Europese moerasschildpadden worden ook wel in vijvers gehouden, dit schrijft het European Zoo Nutrition Centre (EZNC) voor als voedsel: hele vissen, rivierkreeften, regenwormen, muizen, kwartelkuikens, eendagskuikens, waterinsecten of garnalen plus vitaminen.

Ik hoef ze niet in mijn vijvertje te hebben, voor je het weet zijn je visjes pleite.

2 opmerkingen:

Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...